Skip to main content

Gezondheidsonderzoeken

Voordat er gefokt mag worden met een reu of een teef zijn een paar gezondheidsonderzoeken verplicht.

Heupdysplasie

Beide ouderdieren dienen onderzocht te worden op de aanwezigheid van heupdysplasie (HD). HD is een, door erfelijke factoren en invloeden van buitenaf (voeding, beweging) bepaalde, ontwikkelingsstoornis van de heupgewrichten die tot artrose leidt. De heupkop en kom passen dan niet goed in elkaar. Sommige honden ondervinden hier, door pijn, ernstige hinder van. Er zijn echter ook honden, met in meer of mindere mate afwijkingen van de heupgewrichten, die daar geen last van lijken te hebben. De beoordeling van het gangwerk van deze honden geeft daarom onvoldoende informatie over de toestand van de heupgewrichten.

Objectieve informatie hierover kan worden verkregen door het maken van een röntgenfoto van de heupen. Dierenartsen dienen zich bij de Raad van Beheer te laten registreren om deze foto’s te mogen maken. Voor een goede beoordeling van de heupgewrichten is een röntgenfoto van de hond in rugligging nodig, waarbij de hond exact recht moet liggen. De achterpoten worden gestrekt waarbij de knieën naar binnen gedraaid worden. Om wille van de betrouwbaarheid van de beoordeling worden er hoge eisen gesteld aan de kwaliteit en de documentatie (identificatie) van deze röntgenfoto. Wanneer niet aan deze eisen is voldaan krijgt de dierenarts die de röntgenfoto heeft gemaakt daarvan bericht met het verzoek om een nieuwe, betere opname te maken. Uitgebreide informatie kunt u lezen op de site van de Raad van Beheer.

Over HD is in het Fokreglement het volgende vastgelegd

4.5. Regels heupdysplasie-onderzoek:

beide ouderdieren dienen, conform het onderzoeksprotocol van de afdeling GGW van de Raad van Beheer,  te zijn beoordeeld op heupdysplasie en het voor de rasvereniging bestemde afschrift van de onderzoeksuitslag moet door de vereniging zijn ontvangen. Ten aanzien van heupdysplasie zijn de volgende combinaties toegestaan: AxA, AxB, AxC, BxB. Van reuen, waarvan de eigenaren in het buitenland wonen, wordt een fotokopie van de beoordeling van een door de FCI erkende rasvereniging aangewezen instantie geaccepteerd.


Ectopische Ureteren

Een ureter, ook wel urineleider genoemd, is een smal buisje dat de urine vanuit de nier afvoert naar de blaas. Een ectopische ureter (of EU) is een aangeboren afwijkend aangelegde ureter. Bij honden met een ectopische ureter is voor de geboorte iets mis gegaan tijdens de aanleg van de urineleiders, waardoor één of beide urineleiders niet in de blaas, maar bijvoorbeeld in de plasbuis (urethra) uitmonden. Deze foutieve uitmonding leidt regelmatig tot ongewild urineverlies (incontinentie) en verhoogt het risico op infecties, vooral bij teefjes. Als honden al jong urine verliezen bestaat de kans dat het gaat om deze aangeboren oorzaak.

Door een ectopische urineleider komt meestal een deel van de urine niet in de blaas terecht, maar druppelt zonder controle van de sluitspier naar buiten. Soms heeft EU al in een vroeg stadium ook tot gevolg dat er schade optreedt aan de nieren en urineleiders door een hogere druk in de urineleiders (urine stuwing) of door infecties, waar incontinente honden extra gevoelig voor zijn. Toch is of wordt niet elke hond met EU incontinent. Dat komt omdat de ernst van het urineverlies afhangt van de exacte positie van de uitmonding van de urineleider, de werking van de sluitspier, en hoe goed de urine wordt geconcentreerd. Vooral reuen hebben regelmatig ongemerkt ectopische ureteren doordat ze een veel langere plasbuis hebben dan teven.

Alle door fokkers van de NBC gebruikte fokdieren worden onderzocht op Ectopische Ureteren, een afwijking aan de urinewegen die helaas bij de Briard af en toe voor komt.

Over EU is in het Fokreglement het volgende vastgelegd

4.2.d Ectopisch ureteren (EU):

Beide ouderdieren dienen door een specialist (radioloog/uroloog) of een door de NBC geadviseerde dierenarts echografisch te worden onderzocht op het al of niet hebben van ectopische ureteren (EU). Dit onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd op een leeftijd van 6 maanden of ouder.

4.3.4 Ectopische ureteren (EU)

  1. Honden die, volgens het protocol van het Universitair Dierengeneeskundig Centrum Utrecht, verdacht worden van EU (code 1) mogen alleen gecombineerd worden met honden die vrij zijn van EU.
  2. Dieren waarbij een afwijking aan de ureteren is vastgesteld, volgens het protocol van het Universitair Dierengeneeskundig Centrum Utrecht (code 2 of hoger,) worden uitgesloten van de fokkerij.
  3. Van reuen, waarvan de eigenaren in het buitenland wonen, voldoet tevens een beoordeling van een echografisch onderzoek, dat verricht is door een veterinair specialist (radioloog/uroloog) in het land van vestiging, mits de FCI erkende rasvereniging in het betreffende land deze specialist voor dit onderzoek accepteert.  Bij dit onderzoek en de beoordeling ervan dient bij voorkeur het protocol van het Universitair Dierengeneeskundig Centrum Utrecht zoveel mogelijk te zijn gevolgd.
  4. Van honden die voor 7 april 2016 radiologisch zijn onderzocht op EU worden de uitslagen geaccepteerd.

Oogonderzoek

Beide ouderdieren dienen een oogonderzoek te ondergaan bij een oogspecialist die is aangesloten bij het ECVO (European College of Veterinary Ophthalmologists). De uitslag daarvan wordt vastgesteld op grond van een klinisch onderzoek dat nauwelijks meer dan vijf minuten in beslag neemt. Er wordt op 17 oogaandoeningen gecontroleerd.

De ECVO-onderzoeksresultaten zijn maximaal 12 maanden geldig met uitzondering van enkele afwijkingen die aangeboren zijn of afwijkingen die (chirurgisch) kunnen worden gecorrigeerd. Voor deze laatste groep is de uitslag blijvend. In geval van een ‘voorlopig niet vrij’ uitslag kan de oogarts adviseren de hond na 6-12 maanden te laten heronderzoeken. Uitgebreide informatie kunt u lezen op de site van de Raad van Beheer.

CSNB (Congenitale stationaire nachtblindheid):

CSNB is een vorm van PRA, progressieve retina-atrofie, een aandoening van het netvlies. Honden gaan op zeer jonge leeftijd slecht zien. Eerst alleen in het donker maar het kan later tot totale blindheid leiden. Het vererft enkelvoudig recessief. Dat wil zeggen dat er sprake kan zijn van dragers, lijders en vrije honden. Wanneer beide ouderdieren drager zijn wordt statistisch gezien een kwart van hun nakomelingen lijder en dus slechtziend tot blind. Driekwart van de nakomelingen heeft normaal zicht waarvan een kwart helemaal vrij is van CSNB en het niet kan doorgeven aan zijn of haar nakomelingen.

Voor zover bekend zijn er in Nederland nooit lijders gefokt. Er zijn wel dragers bekend. Dragers mogen alleen gekruist worden met honden waarvan zeker is dat ze CSNB-vrij zijn. 

Er is een eenvoudige dna-test beschikbaar. Voor het uitvoeren van deze test is slechts een beetje wangslijmvlies nodig hetgeen makkelijk af te nemen is. Onderstaand vind u links naar laboratoria waar deze test beschikbaar is.

Over het oogonderzoek is in het Fokreglement het volgende vastgelegd:

4.6. Regels oogonderzoek
Beide ouderdieren dienen ten hoogste 12 maanden vóór de dekking te zijn onderzocht op het voorkomen van erfelijke oogafwijkingen. De uitslag van dit onderzoek dient ten tijde van de dekking bekend te zijn. Ten tijde van het onderzoek moeten de honden minimaal 15 maanden oud zijn. Het onderzoek dient te zijn verricht door een door de ECVO erkende specialist of een andere door de Raad daartoe aangewezen instantie of dierenarts of, voor in het buitenland geregistreerde honden, door de F.C.I. erkende instantie of dierenarts. Indien de eigenaar zich niet kan verenigingen met het afgegeven onderzoeksrapport kan hij een second opinion aanvragen conform het door de Raad van Beheer vastgesteld algemeen onderzoeksreglement en het betreffende onderzoeksprotocol, waarin is voorzien in de mogelijkheid van bezwaar en beroep.

Voor de fokkerij gelden de volgende regels:
a. honden die (al dan niet voorlopig) niet “vrij” zijn van oogafwijkingen worden uitgesloten van de fokkerij,

b. broers, zusters, ouders en nakomelingen van lijders mogen niet onderling worden gecombineerd,
c. nakomelingen van later bekend geworden lijders mogen niet vóór het bereiken van de leeftijd van 36 maanden in de fokkerij worden ingezet en dienen op een minimale leeftijd van 34 maanden een oogonderzoek te ondergaan.

4.7. Regels DNA-test voor CSNB:
Beide ouderdieren dienen vóór de eerste dekking de DNA-test voor Congenitale Stationaire Nachtblindheid (CSNB) te hebben ondergaan.

Voor de fokkerij gelden de navolgende regels:
a. dieren die genetisch lijder zijn aan CSNB worden uitgesloten voor de fokkerij,

b. dieren die genetisch drager zijn van CSNB mogen alleen gecombineerd worden met dieren die genetisch vrij zijn van CSNB;

4.8. Regels erfelijke ziekten algemeen
Wanneer een afwijking wordt geconstateerd die (mogelijk) erfelijk is:

a. lijders uitsluiten.
b. broers, zusters, ouders en nakomelingen van lijders niet onderling combineren.